In de loop van de jaren is het aantal arme werkenden toegenomen. In totaal behoren er 596.000 Nederlanders tot de groep werkende armen. Daaronder vallen 356.000 volwassenen en 240.000 kinderen, waarbij werk de belangrijkste (ouderlijke) inkomensbron is. Daarbij gaat het om 314.000 in loondienst en 283.000 zzp’ers.
De arme werkende zijn voor de uitvoering van het beleid van gemeenten en hulpverlenende instanties een blinde vlek.
Het verschil tussen een netto inkomen bij uitkering en netto inkomen bij baan moet groter worden.
Door het verhogen van het minimuloon naar €12,00 netto per uur.
Bij werken voor meerdere werkgevers moet ook loonheffingskorting worden toegepast.
Werken moet zich lonen ten opzichte van de bijstand
Het verschil tussen arm en rijk wordt ook te groot.
De hulpverlenende instanties en gemeenten zich meer gaan inspannen voor ons. Van daaruit tot een plan van aanpak komen.